De geschiedenis van het boogschieten gaat ver terug. Rotstekeningen getuigen van het feit dat de vroege mens veel heeft geëxperimenteerd met verschillende boogvormen. In de oudheid werd de boog gebruikt om te jagen, later werden pijlen boog ook als gevechtswapen ingezet.
Alleen in bepaalde gebieden in Europa (niet in Nederland) en in de Verenigde Staten wordt tegenwoordig nog gejaagd met pijl en boog.
Handboogschieten in tijden van oorlog
De oude Egyptenaren, Grieken, Romeinen en Chinezen hadden veel schutters in hun legers. Pijlen waren zeer destructief tegen grote menigten en het gebruik van schutters kon al snel leiden tot een overwinning.
Tijdens de honderdjarige oorlog waren het de Engelsen die de overwinning behaalden in de slag bij Sluis (1340), doordat zij veel boogschutters in konden zetten. In die tijd werd de kruisboog populairder, een kruisboog kun je sneller goed hanteren dan een (Engelse) longbow. Het grote nadeel van een kruisboog is dat het herladen lang(er) duurt dan een pijl richten en lossen vanaf een handboog.
De introductie van vuurwapens zorgde ervoor dat pijl en boog verdwenen van het slagveld.
Het begin van de schuttersgilden
In de middeleeuwen ontstonden de schuttersgilden. Eerst in de steden en later ook op het platteland. Een schuttersgilde had de taak om de orde en veiligheid te bewaken. Je kunt een middeleeuws schuttersgilde vergelijken met de hedendaagse politie.
Toen de
schuttersgilden naar het platteland kwamen, kwamen ook de gebruiken van het
begeleiden van processies, het konings(vogel)schieten en het schuttersmaal.
In de 17e eeuw zijn de schuttersgilden nauw verbonden met het
lokale(stads-)bestuur en vervullen zij de militaire en/of politietaken. In deze
tijd werd ook geoefend bij de zogenaamde ‘doelen’, meestal op of net buiten de
stadswallen.
Een doelen was een oefenplek of schietbaan voor boogschutters en met geweer bewapende leden van de schutterij in de Nederlanden. Later werd de naam gebruikt voor een gebouw waarin boogschutters oefenden. Dergelijke gebouwen groeiden in de 17e eeuw, toen het belang van de schutterij afnam, uit tot sociëteiten waar de gegoede burgerij zich verpoosde.
Er waren apart doelens voor de handboogschutterij (handboog en pijl), de voetboogschutterij (kruisboog) en de kloveniers, die een type musketgeweer gebruikten dat bus of klover genoemd werd (van het Franse couleuvrine), vandaar ook de naam “kloveniers”.
Andere taken voor de schutterijen
Omdat in de 18e eeuw de taken op het gebied van ordehandhaving en beveiligingstaken op de achtergrond verdwenen en de schutterijen steeds meer een gezelligheidsvereniging werden, hieven de Franse bezetters de schutterijen op. Na de Franse bezetting bleven de militaire en politietaken in handen van professionals. De schutterijen (die nog nauw verbonden waren aan de plaatselijke kerk, bevolking en tradities) werden in deze periode nog meer een gezelligheidsvereniging. Ook het schieten werd meer en meer een sport. In deze periode zijn schutterijen zich onderling gaan meten op zogenaamde schuttersfeesten
Tegenwoordig
hebben Schuttersgilden geen enkele band meer met politie, leger of het lokale
bestuur. Veel schuttersgilden zijn nog wel nauw verbonden aan een kerk of
parochie, daarom dat het meelopen in de jaarlijkse processie ook vaak een vaste
activiteit is. De band met kerk blijkt ook uit de gildenamen: veel schutterijen
zijn vernoemd naar (katholieke) heiligen. De Romeinse soldaat Sint Sebastianus
(Sint Sebastiaan) is beschermheilige van (boog-) schutters en hierdoor de meest
voorkomende naamgever. Ook Sint Martinus, Sint Joris (beide Romeins soldaat) en
Sint Hubertus zijn populaire namen.
Door hun lange geschiedenis zijn schuttersgilden vaak een levend archief. Niet
alleen worden documenten (ledenlijsten, koopaktes) uit het verleden zorgvuldig
bewaard, ook de zilverschat is van grote historische waarde. Deze
zilvercollectie bestaat allereerst uit een (vaak eeuwenoude) koningsvogel, die als
wisseltrofee geldt voor de schutterskoningen. Deze symboliseert de houten vogel
die de koning heeft afgeschoten. In optochten worden de zilveren vogel en de
koningsschilden meegedragen door de koning (of zijn helpers). De historie wordt
zo dus letterlijk doorgegeven. De ouderdom van een gilde wordt vaak ontleend
aan oude schilden of aan de koningsvogel.
Namen van verenigingen en gildes
Niet alleen beschermheiligen uit de katholieke kerk zijn naamgevers van veel handboogverenigingen, ook goden en godinnen uit de Griekse en Romeinse tijd verlenen hun naam aan de handboogsport. Zo is Artemis de Griekse godin van de jacht, Diana is de Romeinse godin van de jacht. Namen van Germaanse goden worden nauwelijks gekozen als naamgever.
Natuurlijk kunnen verenigingen ook een andere naam kiezen die zij zelf passend vinden, zoals bijvoorbeeld Hunterclub uit Oosterhout.
Boogschieten wordt een sport
Tegenwoordig is boogschieten een sport. Hierbij wordt meestal geschoten op een doel, dat een ‘blazoen’ heet. Handboogschutters beoefenen hun sport meestal in verenigingsverband. De meeste Nederlandse verenigingen zijn aangesloten bij de Nederlandse Handboog Bond. Pas sinds de Olympische Spelen van 1972 in München is de handboogsport weer een Olympische sport. Hierbij richten de schutters op blazoen op afstanden van 70 meter. Bij een indoorwedstrijd kun je van verschillende afstanden schieten, zoals 18 meter met drie pijlen of 25 meter met een pijl.
Buitenwedstrijden zijn er in verschillende vormen, zo is er de zogenaamde shortmetric, afstanden op 30 en 50 meter. Een andere bekende outdoorwedstrijdvorm is het veldschieten, hierbij worden de blazoenen langs een parcours gezet. Om het jagen te simuleren zijn er de zogenaamde 3D wedstrijden, hierbij wordt een parcours uitgezet met 3-dimensionale dieren (3D) welke vanaf verschillende afstanden geraakt dienen te worden.
En als je alleen boogschieten niet genoeg vindt, kun je het altijd nog combineren met paardrijden, langlaufen of hardlopen…
(Met dank aan Wikipedia, hier kun je nog veel meer informatie vinden.)